KLEUR! Een inleiding | Deel 2 — De eigenschappen van kleuren

De eigenschappen van kleuren

Tussen kleuren onderling bestaan veel verschillen: geen twee kleuren zijn gelijk. Kleurnamen als geel, oranje, rood en paars maken een eerste verschil duidelijk. Bovendien onderscheiden we donkere en lichte kleuren, felle en zachte kleuren en ook warme en koele kleuren.

In de bestaande literatuur worden voor deze eigenschappen verschillende woorden gebruikt, of hetzelfde woord voor verschillende eigenschappen. In deze BLOG gebruiken we de volgende begrippen om de eigenschappen van kleuren aan te duiden: kleurtemperatuur, kleurtoon, helderheid en verzadiging.


Kleurtemperatuur

Gevoelsmatig zul je de temperatuur in een gele ruimte hoger inschatten en soms zelfs ervaren dan die in een blauwe ruimte. We noemen geel daarom een warme kleur en blauw een koele kleur. Tot zover zo goed, maar zo eenvoudig zit de wereld helaas niet in elkaar! Meng maar eens een geel met een blauw, dan zie je hoe relatief een en ander is. Je krijgt dan een groen — een kleur die dus is samengesteld uit een warme en een koele kleur. Ten opzichte van het blauw zul je dit groen ervaren als een warme kleur, ten opzichte van het geel als een koele kleur (afb. 2.1).


Kleur Afb 2 1 2 2

links: afb. 2.1 — ten opzichte van blauw ervaar je hetzelfde groen als een warme kleur, ten opzichte van geel als een koele kleur | rechts: afb. 2.2 — het rechtergeel ervaar je als koel vergeleken met het linkergeel

Ook rood ervaar je als een warme kleur. Maar meng je een blauw en een rood met elkaar, dan krijg je als resultaat een violet. Ten opzichte van het blauw ervaar je dit violet als warm, ten opzichte van het rood als koel.

Het kan zelfs nog genuanceerder. Laten we 'ns twee kleuren geel naast elkaar plaatsen. Het ene geel heeft blauwe sporen in zich en het andere rode sporen. Het ene geel ervaar je als koel vergeleken met het andere geel. En dat terwijl je toch zou zeggen dat geel bij uitstek een warme kleur is (afb. 2.2). Je kunt het gehele spectrum dus niet zonder meer verdelen in warme en koele kleuren. Wel kunnen we stellen dat blauw het centrum van een koel gebied is en oranjegeel het centrum van een warm gebied.


Kleurtoon

De verhouding waarin de kleuren van het spectrum worden gereflecteerd, bepaalt de kleurtoon. In het eerste deel van deze BLOG–reeks — Het ontstaan van kleuren — heb je gezien dat geen enkele kleur volkomen zuiver is: iedere kleur bevat sporen van de andere kleuren van het spectrum.

Het grootste gereflecteerde deel van het spectrum bepaalt de hoofdkleur, bijvoorbeeld rood. Het op één na grootste deel dat wordt gereflecteerd, bijvoorbeeld geel, beïnvloedt de hoofdkleur. Samen bepalen ze de kleurtoon. We spreken in dit geval van een rood met gele sporen, of een rood dat naar geel neigt. In het Engels noemen ze dat a red with a yellow shade. Een rood met blauwe sporen en een rood met gele sporen zijn beide rood, maar hebben elk hun eigen kleurtoon.

Hoe verder de kleuren uit elkaar liggen, hoe groter het verschil in kleurtoon (afb. 2.3).

Kleur Afb 2 3

afb. 2.3 — hoe verder de kleuren uit elkaar liggen, hoe groter het verschil in kleurtoon


Helderheid

De helderheid van een kleur geeft aan hoe licht of hoe donker de kleur is. Iedere kleur heeft een bepaalde helderheid. Geen enkele kleur is zo licht (helder) als wit, alle kleuren zijn lichter (helderder) dan zwart.

Meng je geel met steeds een beetje meer blauw, dan ontstaat een reeks van geel over groen naar blauw (afb. 2.4). Je ziet dat niet alleen de kleurtoon en kleurtemperatuur veranderen, maar ook de helderheid. De kleur wordt steeds donkerder (de helderheid neemt geleidelijk aan af).

We kunnen dit illustreren door van deze reeks een zwart-wit foto te maken (afb. 2.5). De kleuren vallen weg en we houden een grijsreeks over. Die laat de verschillen in helderheid zien. Dezelfde grijsreeks kan gemengd worden met wit en zwart. Bij elke kleur kun je dus een grijs mengen dat dezelfde helderheid heeft als die kleur.

Kleur Afb 2 4

boven: afb. 2.4 — geel gemengd met steeds een beetje meer blauw geeft een reeks van geel over groen naar blauw | onder: afb. 2.5 — een zwart-wit foto van dezelfde reeks laat zien dat ook de helderheid verandert: de kleur wordt donkerder


Verzadiging

Een kleur is verzadigd — dat noem je ook wel zuiver — als de gereflecteerde delen van het spectrum die samen de kleurtoon bepalen sterk overheersen. Dat wil zeggen dat in de reflectie weinig sporen van de overige kleuren aanwezig zijn. Zitten in de reflectie veel sporen van andere kleuren, dan spreek je van een onverzadigde — ook wel een vuile — kleur.

Meng je een verzadigde kleur met steeds meer grijs dat dezelfde helderheid heeft als die kleur, dan neemt de verzadiging af. De helderheid blijft gelijk, de kleurtoon blijft dezelfde (afb. 2.6).

Kleur Afb 2 6

afb. 2.6 — een verzadigde kleur gemengd met steeds meer grijs dat dezelfde helderheid heeft als die kleur: de verzadiging neemt af, de helderheid blijft gelijk,de kleurtoon blijft dezelfde

Ook wit en zwart zijn theoretisch geheel onverzadigd. Mengen we een verzadigde kleur met steeds meer wit, dan neemt de verzadiging af, de kleurtoon blijft dezelfde. Bovendien wordt de kleur steeds lichter, de helderheid neemt toe (afb. 2.7). Door steeds meer zwart toe te voegen neemt behalve de verzadiging ook de helderheid af. De kleurtoon blijft dezelfde (afb. 2.8).

Kleur Afb 2 7 2 8

boven: afb. 2.7 — een verzadigde kleur gemengd met steeds meer wit | onder: afb. 2.8 — dezelfde verzadigde kleur met steeds meer zwart


Samenvattend zie je dus dat:

  • de verzadiging afneemt bij mengen met wit, grijs* of zwart
  • de helderheid toeneemt bij mengen met wit, gelijk blijft bij mengen met grijs* en afneemt bij mengen met zwart
  • de kleurtoon gelijk blijft bij mengen met wit, grijs* of zwart.

* Een grijs dat dezelfde helderheid heeft als de kleur waarmee gemengd wordt.


Meer weten? Lees dan ook deel 3 van deze BLOG-reeks, waarin we — in samenwerking met Royal Talens, kleurexpert sinds 1899 * — verder ingaan op het mengen van kleuren.

En die kleuren van Talens? Die vind je hier!

* In 1899 begon Marten Talens aan zijn grote droom: het ontsluiten van de geheimen achter briljante en lichtechte kleuren. Gaandeweg leerde hij dat het selecteren en verwerken van de juiste pigmenten niet zozeer een kunst is, maar eerder een precies en uitdagend vak. Dat het Talens gelukt was om de kleurcode te kraken bleef niet onopgemerkt: in 1949 kreeg Talens het predicaat Koninklijk. En terecht!

© 2021 — tekst: Royal Talens & redactie Gerstaecker NL | © 2021 — beeld: Royal Talens & redactie Gerstaecker NL