KLEUR! Een inleiding | Deel 1 — Het ontstaan van kleuren

Het ontstaan van kleuren

Kleur ontstaat uit een samenspel van licht, kleurgevende stoffen en het menselijk oog. In dit eerste deel van deze BLOG–reeks gaan we dieper in op de rol van licht en kleurgevende stoffen.


Licht als bron van kleuren

Dankzij licht kun je kleuren waarnemen. In het donker zie je niets. Wit licht is samengesteld uit alle kleuren van de regenboog. Een driehoekig stukje glas, een prisma, maakt dit zichtbaar. Valt een straal wit licht door een prisma (afb. 1.1), dan worden de verschillende kleuren zichtbaar. Deze kleurenreeks wordt het spectrum genoemd. Aan weerszijden van het spectrum bevinden zich bovendien onzichtbare stralingen: aan de rode kant het infrarood, aan de blauwe kant het ultraviolet.

Kleur Afb 1 1

afb. 1.1 — licht dat in een prisma valt laat het spectrum zien


Reflectie en absorbtie

De meeste kleuren zijn niet direct afkomstig van een lichtbron. Ze ontstaan uit een samenspel van licht, het menselijk oog en kleurgevende stoffen. Bomen, bloemen en vruchten, mensen en dieren, stenen en zelfs aarde: ze laten je ontelbare kleuren zien zonder zelf licht te geven. En die kleuren laten ze je zien door kleurgevende stoffen.

Deze kleurgevende stoffen hebben als eigenschap dat ze een bepaald deel van het spectrum als het ware in zich opnemen en absorberen en een ander deel van het spectrum reflecteren en terugkaatsen.

Als je bijvoorbeeld bij wit licht een rood voorwerp ziet, dan bevat dit voorwerp een kleurgevende stof die de gele, oranje, paarse, blauwe en groene delen van het licht absorbeert. Slechts het rode deel wordt teruggekaatst naar je oog (afb. 1.2).

Kleur Afb 1 2

afb. 1.2 — bij een rood voorwerp wordt slechts het rode deel van het licht teruggekaatst naar je oog

En hoe zit het dan met wit, zwart en grijs? In theorie zijn dit geen kleuren. Een wit voorwerp bevat een stof die geen enkele kleur van het spectrum absorbeert. Het hele spectrum wordt gereflecteerd (afb. 1.3). Bij zwart zie je het tegenovergestelde. Geen enkele kleur wordt teruggekaatst, alle spectrale kleuren worden geabsorbeerd (afb. 1.4).

Kleur Afb 1 3 1 4

links: afb. 1.3 — bij wit worden alle kleuren van spectrum gereflecteerd | rechts: afb. 1.4 — bij zwart wordt geen enkele kleur van het spectrum teruggekaatst

Grijs ligt ergens tussen wit en zwart in. Een gelijke hoeveelheid van iedere kleur wordt gereflecteerd, wat overblijft wordt geabsorbeerd. De gereflecteerde kleuren mengen zich tot grijs. Hoe lichter het grijs (hoe meer richting wit), des te meer van iedere kleur wordt gereflecteerd — en omgekeerd (afb. 1.5).

Kleur Afb 1 5

afb. 1.5 — grijs ligt ergens tussen wit en zwart in: een gelijke hoeveelheid van iedere kleur wordt gereflecteerd, wat overblijft wordt geabsorbeerd

Deze voorbeelden zijn echter louter theoretisch. In werkelijkheid bestaan er geen stoffen die een bepaald deel van het spectrum totaal absorberen en een ander deel voor honderd procent reflecteren.

We kunnen dit illustreren met de kleur rood. Uit de vele kleuren rood kiezen we eerst vermiljoenrood. Kijk je nu welk deel van het spectrum bij dit rood gereflecteerd wordt, dan blijkt het rode deel het grootste te zijn. Maar je ziet ook dat alle andere kleuren aanwezig zijn, vooral oranje en geel (afb. 1.6). Kijken we nu 'ns naar de rose kleur magenta. Ook hier blijkt het rode deel van het spectrum weer het meest aanwezig. Maar je ziet eveneens alle andere kleuren, vooral paars en blauw (afb. 1.7).

Kleur Afb 1 6 1 7

links: afb. 1.6 — bij vermiljoenrood worden naast rood vooral oranje en geel gereflecteerd | rechts: afb. 1.7 — bij magenta worden naast rood vooral paars en blauw gereflecteerd

Geen enkele kleur is dus volkomen zuiver. Iedere kleur bevat sporen van alle andere kleuren. De kleur die naast de hoofdkleur het meest aanwezig is, beïnvloedt de hoofdkleur. Ook wit, zwart en grijs zijn alleen in theorie volkomen zuiver. Er wordt namelijk nooit precies evenveel van elke kleur gereflecteerd.


Kleurstoffen en pigmenten

De kleurgevende stoffen kunnen we onderverdelen in twee soorten: kleurstoffen en pigmenten.

Voor de schilder is een belangrijk verschil tussen deze twee de lichtechtheid. De mate van lichtechtheid geeft aan in hoeverre een kleurgevende stof wordt aangetast door ultraviolet licht. Ultraviolet licht is een bestanddeel van zowel daglicht als kunstlicht. Het heeft de eigenschap kleurgevende stoffen af te breken: de kleur verschiet. Hoe snel dit gebeurt is afhankelijk van de lichtechtheid van een kleurgevende stof in combinatie met de hoeveelheid ultraviolet licht. Sommige kleuren verschieten al na een paar weken, andere pas na vele jaren of zelfs nooit.

Een tweede verschil betreft de oplosbaarheid. Kleurstoffen lossen op in een vloeistof, pigmenten zijn onoplosbaar.

Kleurstoffen

De lichtechtheid van kleurstoffen in verf of inkt is slecht tot matig. Ze worden daarom niet gebruikt in producten voor de kunstschilder. Voor bijvoorbeeld onderwijstoepassingen of illustratief werk is lichtechtheid van minder belang. Een originele illustratie in bijvoorbeeld inkt heeft een tijdelijke functie en kan na publicatie in het donker bewaard worden. Als er geen licht is, verschiet de kleur niet.

Pigmenten

Pigmenten kun je niet alleen onderscheiden naar de mate van lichtechtheid maar ook naar andere eigenschappen zoals dekkracht, transparantie en kleurkracht.

  • Lichtechtheid — De lichtechtheid van pigmenten varieert van pigment tot pigment. Dankzij moderne technieken kan de kwaliteit van pigmenten voortdurend verbeterd worden. Tegenwoordig kun je kiezen uit duizenden pigmenten. Traditionele pigmenten waarvan de lichtechtheid matig is, kunnen nu vervangen worden door betere synthetisch vervaardigde pigmenten.
  • Dekkracht en transparantie — Een andere eigenschap van pigment is de dekkracht of transparantie. Verf met een dekkend pigment zal bij een bepaalde laagdikte de ondergrond aan het oog onttrekken. Verf met een transparant pigment is bij dezelfde laagdikte doorzichtig. Niet elk dekkend pigment is even dekkend, niet elk transparant pigment even transparant. Vele variaties zijn mogelijk, van zeer transparant tot zeer dekkend. Dekkracht en transparantie als eigenschappen van pigmenten zijn alleen zichtbaar als aan de verf geen dekkende vulstof is toegevoegd. Bij plakkaatverf is dit wel het geval zodat elke kleur dekkend is, ongeacht het type pigment dat is gebruikt.
  • Kleurkracht — De kleurkracht bepaalt hoeveel van een pigment nodig is om een bepaalde kleurconcentratie te bereiken.

Laten we die laatste eigenschap 'ns onder de loep nemen. We nemen als voorbeeld twee gelijke hoeveelheden blauwe verf, elk met eenzelfde hoeveelheid pigment. Het verschil zit hem in de soort: pigment A en pigment B. Dan nemen we twee gelijke hoeveelheden van dezelfde witte verf. Bij menging met een gelijke hoeveelheid witte verf, is de menging met pigment A veel geconcentreerder dan de menging met pigment B. Pigment A is dus kleurkrachtiger (afb. 1.8).

Kleur Afb 1 8 1 9

links: afb. 1.8 — de menging met gelijke hoeveelheden wit bij pigment A en pigment B | rechts: afb. 1.9 — de menging met gelijke hoeveelheden wit bij hetzelfde blauwe pigment: in blauw C is meer van dit pigment verwerkt dan in blauw D

Behalve het type pigment is ook de hoeveelheid pigment bepalend voor de kleurkracht van een verf. We nemen als voorbeeld weer twee gelijke hoeveelheden blauwe verf. Nu zijn beide echter gemaakt met hetzelfde pigment. Alleen is in blauw C meer van dit pigment verwerkt dan in blauw D. Bij menging met dezelfde hoeveelheden van dezelfde witte verf, geeft blauw C een kleurkrachtiger resultaat dan blauw D (afb. 1.9, de illustratie geeft een schematische voorstelling van de hoeveelheid en de grootte van de pigmentdeeltjes in de verf).

Verder is de maling van een pigment van invloed op de kleurkracht van de verf. Hoe fijner de maling, hoe groter de kleurkracht.


Meer weten? Lees dan ook deel 2 van deze BLOG-reeks, waarin we — in samenwerking met Royal Talens, kleurexpert sinds 1899 * — verder ingaan op de eigenschappen van kleuren.

En die kleuren van Talens? Die vind je hier!

* In 1899 begon Marten Talens aan zijn grote droom: het ontsluiten van de geheimen achter briljante en lichtechte kleuren. Gaandeweg leerde hij dat het selecteren en verwerken van de juiste pigmenten niet zozeer een kunst is, maar eerder een precies en uitdagend vak. Dat het Talens gelukt was om de kleurcode te kraken bleef niet onopgemerkt: in 1949 kreeg Talens het predicaat Koninklijk. En terecht!

© 2021 — tekst: Royal Talens & redactie Gerstaecker NL | © 2021 — beeld: Royal Talens & redactie Gerstaecker NL